De flatgebouwen zijn vier hoog, de balkonnetjes vaalgeel en op de begane
grond bevinden zich alleen garagedeuren. Zo’n wijk waar je achter iedere
hoek een aanstormende, grommende hond verwacht Ik bel aan bij
mevrouw P. Geen gehoor. Nog maar eens. Weer niks. Inwendig juich ik,
blij met een adres wat niet doorgaat. Als ik nog een keer bel, doet ze vast
wel open omdat ze even op het toilet zat. Ik bel niet nog een keer en loop
terug naar mijn fiets. Ik aarzel en besluit dan toch Thuiszorg te bellen.
“ O, dat is gek, ze doet niet open?”
“ Nee, ze doet niet open”
“ Kun je bij de buren aanbellen?”
Ik loop terug naar het aftandse portiek en bel bij de buren aan.
Over de reling van de galerij verschijnt het hoofd van de buurvrouw. Ze
wil wel even kijken bij mevrouw P. Ik hoor haar op het raam bonzen.
Dan hangt ze weer over de reling: “ Ze doet niet open en door de
brievenbus zie ik ook niks. Maar mijn buurvrouw heeft wel
hartproblemen.” roept ze naar beneden.
Ik bel Thuiszorg weer en breng verslag uit. Ik hoor de aarzeling aan de
andere kant. Uiteindelijk hakt Thuiszorg de knoop door en besluit de
politie te bellen. Je weet maar nooit, een mevrouw met hartproblemen
die niet open doet. Of ik wil wachten als contactpersoon.
Ik wacht beneden. Na een paar minuten hoor ik loeiende sirenes. Voor ik
het weet scheurt er een grote brandweerauto dwars over het grasveld
naar het portiek. Vijf enorme brandweermannen stappen uit. Daarna
volgt een ambulance en een politieauto met twee chagrijnige agentes,
allebei met vrolijk paardenstaartje.
In totaal gaan er elf man aan hulpdiensten naar boven. Verbouwereerd
blijf ik beneden. Het geloei heeft de buurt gewekt. Op het gras
verzamelen zich allerlei mensen, jong en oud. Ze kijken allemaal
verwachtingsvol omhoog. Her en der verschijnen hoofden uit ramen.
De hulptroepen schreeuwen of mevrouw thuis is. “ Hallo? HALLO? Is
daar iemand?” Dan hoor ik gebeuk en het versplinteren van hout: de
brandweer werkt zich met een stormram naar binnen.
De buurt houdt zijn adem in. Het volgende moment staat de grootste
brandweerman weer naast me. “ Niemand thuis.” Is het enige wat hij
zegt. Nu durf ik wel naar boven. Op de trappen passeer ik de overige
hulptroepen. De agentes hangen verveeld tegen de balustrade. Zij moeten
wachten tot er iemand de deur komt repareren. En wie dat gaat betalen?
Daar zijn de agentes het niet over eens. Ze willen ook mijn naam, adres
en telefoonnummer, al weten ze niet precies waarom. Een paar deuren
verder sloft een grijze dame in een grijze ochtendjas de galerij op. In haar
hand bungelt een sleutel. Als ze voor de agentes staat zegt ze ietwat
kribbig: “Mevrouw P. is bij haar zuster in Deventer. Had effe aangebeld,
ik heb haar reservesleutel…”