Halverwege de week koop ik handschoenen. Blauwe plastic huishoudhandschoenen
met een katoenen binnenkant tegen allerlei allergieën.
Trots laat ik ze aan de kinderen zien. Opdat zij zullen beseffen dat hun moeder haar
nieuwe baan serieus neemt, want nooit eerder zagen zij deze rubberen vingers in ons
huishouden. De rest van de week liggen ze op de keukentafel als een soort trofee.
Om zeven uur gaat de wekker. Vandaag mag ik meelopen met Ilse. Zij werkt al ruim
twintig jaar in de thuiszorg en zal mij leren hoe het moet.
Ooit had ik – oh zaligheid – zelf een hulp in de huishouding. Een fantastisch kind dat
de grootste bende in drie uur tijd omtoverde tot een strak, georganiseerd en bovenal
schoon huishouden. Nu mag ik het zelf proberen.
Op de bovenste verdieping van een groot flatgebouw woont mevrouw Bax, 95 jaar,
met een kapotte knie maar een heldere geest.
Ik vraag waar ik zal beginnen. Eerst de boel afstoffen, dan stofzuigen en vervolgens de
tegels van de keuken ‘een sopje geven’.
Mevrouw Bax vindt dat ik goed stof kan afnemen. Ik haal de spulletjes tenminste van
hun plaats. Zie je wel, dit gaat me best lukken.
Als we binnenstappen bij het tweede adres vergaat me het lachen. Ik hap naar adem
en trek onmiddellijk mijn sjaal voor mijn mond.
Ilse kijkt me bezorgd aan. ‘Schat, als je het niet trekt, ga dan maar, hoor. Dat snap ik
best.’
Ik schud mijn hoofd, kokhals, maar laat me niet kennen.
Het huis staat tot de nok toe vol met kasten, tafels, en plastic bloemen en planten. De
penetrante stank is afkomstig van de kattenbakken. Drie grote harige katten kijken
me aan met een blik van: wat doe jíj hier?
De rillingen lopen over mijn rug. Ilse verblikt niet . ‘Ik ben het gewend.’ Ze loopt voor
me uit naar de plakkerige keuken. Blikken maïs, potten bonen en appelmoes. En
bovenal heel veel kattenvoer. Alsof de bewoonster verwacht dat de derde
wereldoorlog ieder moment zal uitbreken.
Mijn handschoenen, waar zijn mijn rubberen vrienden? Ik trek ze aan en voel me wat
beter. Ilse heeft geen handschoenen. Ze verschoont de kattenbakken, schraapt de
poep van het zeil. Eet haar boterham en babbelt gezellig met de bewoonster. Een
vriendelijke dame in een zelfgebreide fuchsia trui. Aan de hoeveelheid wol onder de
tafel te zien is ze voorlopig nog niet uitgebreid.
Ik stofzuig de kamer met de handschoenen aan. Mijn handen drijfnat van de hitte. Of
er een raam open mag, vraag ik. Nee, ik wil niet zitten en al helemaal niks eten.
Het vervuilde huis, de eenzaamheid, ik ben er akelig van als we de deur achter ons
dichttrekken. Misschien ben ik toch niet geschikt voor dit vak.